Categoriearchief: Vers

De columnist

De columnist staarde naar een leeg document.

Al twintig jaar schreef hij drie maal per week zijn stukje, nog nooit had hij een deadline gemist.

Nog nooit.

Dus zorgen maakte hij zich niet.

Nee, de columnist maakte zich geen zorgen en toch wist hij niet waar zijn column over moest gaan.

De cursor op het beeldscherm knipperde zoals de cursor meestal knipperde, eindeloos geduldig en onverschillig, wachtend op de dingen die eventueel zouden komen en als ze niet zouden komen, vond de cursor het ook prima.

Die cursor.

Schweinehund’, zei de columnist tegen de cursor.

De columnist keek omhoog en daarna omlaag, naar zijn handen die weer wat rimpeliger leken te zijn dan de vorige keer dat hij naar ze had gekeken.

Het kon schijn zijn, het kon ook echt zijn.

De columnist pakte een balpen van het bureau en begon de knopjes ervan in te drukken. 

De pen was van het merk Bic.

De columnist was idolaat van balpennen van het merk Bic.

Met het ene knopje toverde je het puntje van de pen tevoorschijn, met het andere knopje schoot het puntje terug naar binnen.

De columnist speelde graag met deze pennen.

Ze gaven hem inspiratie.

Dat dacht de columnist tenminste.

In werkelijkheid wist geen mens waar inspiratie vandaan kwam, hij dus ook niet.

De columnist overwoog om zijn stukje vanuit een vrouwelijke invalshoek te schrijven, maar toen hij daar serieus over na probeerde te denken, stelde hij vast dat dat te ingewikkeld was.

Op vrouwen was logica die mannen hanteerden vaak niet toepasbaar, vrouwen hielden er immers hun eigen logica op na, logica die voor mannen onmogelijk te bevatten was, althans, de voorbeelden daarvan waren talrijk.

Waren mannen en vrouwen maar hetzelfde, dacht de columnist.

Dat scheelde een hoop gezeur.

Over vrouwen gesproken, die van hem was iets in de tuin aan het doen. 

Hij stond op en liep naar de geopende achterdeur. 

Terwijl hij de knopjes van de pen indrukte, nam hij een leunende pose aan tegen de deurpost en begon zijn vrouw te observeren.

Ze had niet door dat de columnist naar haar keek en dat beviel hem wel.

Licht voorovergebogen was de vrouw van de columnist met de schoffel in de weer, tussen de stronken boerenkool of de kroppen sla.

Wat ze precies aan het doen was, wist hij niet, hij was tenslotte columnist, geen tuinman of groenteboer.

De columnist vond het maar saai wat zijn vrouw aan het doen was.

Was ze maar columnist, net als hij, dan zou haar leven een stuk interessanter zijn.

Was dit nou wat het verstrijken van tijd met deze man deed?, vroeg hij zich af.

Dat hij niet alleen ouder, maar vooral ook cynischer werd?

De columnist meende dat hij wat op het spoor was.

Wat hemzelf betreft, waren er nog bar weinig dingen die hem wat konden schelen.

Een aantal thema’s die hem zo een twee drie te binnen schoten:

– Vuil op straat

– Slechte journalisten op tv

– De geur van dat gore, gebraden vlees, afkomstig uit de te laag geplaatste afvoerpijp van het restaurant tegenover

De gemeente wilde er niets meer aan doen omdat de situatie al zo lang zo was.

Knettergek werd de columnist van dit argument.

Eraan denken maakte hem woest.

Met een venijnige worp verdween de pen van het merk Bic over de schutting en belandde in de tuin van de buren.

Waarom had de columnist dat nou met zijn lievelingspen gedaan?, vroeg de columnist zich af.

Misschien was hij gewoon een lul.

Vanuit de tuin van de buren klonk gemopper. 

De columnist deed een stap naar achteren, zo was hij uit het blikveld van het boze gezicht dat over de schutting keek.

De vrouw van de columnist, die uiteraard geen idee had wat er was gebeurd, hield haar schoffel stil en luisterde naar wat de buurman van de columnist te zeggen had.

Ze keek naar de pen die de man liet zien.

De vrouw van de columnist zei dat ze die pen voor het eerst zag en ontkende iedere betrokkenheid.

De buurman van de columnist geloofde de vrouw van de columnist niet en begon vervelende dingen te schreeuwen.

Echt vervelende dingen.

De vrouw van de columnist was niet gediend van de manier waarop de buurman van de columnist tegen haar tekeer ging en probeerde hem dat duidelijk te maken, maar de man luisterde niet.

De buurman van de columnist was allerminst vatbaar voor rede.

De vrouw van de columnist voelde dat ze naar andere middelen moest grijpen om gehoord te worden.

Ze tilde haar schoffel op en liep er mee naar de schutting.

De buurman van de columnist bleef vervelende, echt hele nare, dingen roepen.

Echt hele nare dingen.

De vrouw van de columnist haalde uit met een soepele zwaai.

Het hoofd van de buurman van de columnist werd geraakt, waarschijnlijk vlak boven of precies in een oog.

Vanachter de schutting klonk gedempt geschreeuw en gevloek.

Een burenruzie die uit de hand gelopen was, constateerde de columnist en hij trok zich terug op zijn werkplek.

Hij had zijn column af, vlak voordat de politie aan de deur verscheen.

Alweer geen deadline gemist, stelde de columnist tevreden vast.